Lambertus van Helvoirt (Frater Leonardus) is geboren in Berlicum op 21 april 1875, zijn ouders waren Christianus van Helvoirt en Huberdina van den Boom en woonden op Braakven 16. Hij was een broer van frater Christianus van de fraters van Tilburg. Hij is overleden op 22 juli 1947 in de abdij van Berne in Heeswijk. Hij vertrekt op 24-Sep-1885 naar Grave. In 1892 ontving hij het habijt en kreeg hij de kloosternaam Leonardus en in 1894 legde hij de eenvoudige eeuwige geloften af. In 1897 legde hij de plechtige geloften af.
18 december 1897 werd hij tot subdiaken gewijd door Mgr. Van de Ven in Den Bosch en op 4 juni 1898 diaken gewijd door dezelfde aldaar. 17 dec.1898 is hij tot priester gewijd door Mgr. Van de Ven na verkregen dispensatie voor een tekort aan 5 maanden op de voorgeschreven leeftijd.
1899 kapelaan te Heeswijk en in 1914 kapelaan te Vlijmen en in Augustus 1919 keerde hij terug naar de Abdij waar hij 1924/1925 toestemming kreeg om een bloemenserre te bouwen en in te richten. Op 22 juli 1947 stierf hij en 2 dagen later werd hij in de binnentuin van de Abdij begraven.
Publicist
1896 publiceerde hij “Een tweestrijd” in “De Volksmissionaris”
1897 plaatste hij in de “Pius—almanak” twee gedichten:
“Gebed der blinden voor hunne weldoeners” en “1k ben blind”
18 juli 1897 plaatste hij in “De Noordbrabanter” een vers over “De Zegepraal der liefde”
1899 vatte hij het plan op een vertaling en bewerking te brengen van Günthner’s “Calderon und seine Werke”, doch kwam niet verder dan tot één aflevering
25 dec.1900 publiceerde hij in “De Noordbrabanter’ een gedicht “Kerstmis”
16 febr.1901 plaatste hij bij gelegenheid van het huwelijk van koningin Wilhelmina een gedicht in het “Weekblad van de “N.C.B.” onder de titel “Aan de Koningin”
25 mrt.1904 richtte hij een koninklijk goedgekeurde St. Paulusvereniging op tot bestrijding van drankmisbruik en was daarvan de voorzitter, terwijl L. van Osch het secretariaat bekleedde
24 dec.1908 publiceerde hij in “De Hanzebode” een gedicht “Aan het Jesu-kind”
1908 richtte hij een afdeling op van de Bossche Diocesane Mariabond en verbond daaraan in 1911 een naai-, brei- of kookschool aan.
1919 werd hij mederedacteur van “Het Offer” en pro-archivaris
1925 vertaalde hij een eucharistisch verhaal van Ottmar Bannwolf in “Averbode ‘s Weekblad* onder de titel “Het wonderbare goed”
1931 hield hij lezingen over de door hem vertaalde spelen van Calderon, als “Amor en Psyche” en wonderbare Tovenaar”